Onmogelijke driehoek: In
1934 ontwierp de Zweedse kunstenaar Oscar Reutersvärd een
onmogelijke driehoek. Midden 20e eeuw werd deze
gepopulariseerd door de Engelse wiskundige Roger Penrose, die hem
prees om zijn illusie en onmogelijkheid, en daarom draagt de
onmogelijke tekening in drie-dimensies nu zijn naam: de
Penrose-driehoek.
De drie balken lijken loodrecht op elkaar te staan maar vormen toch
een driehoek.
De tekening in 2D is in 3D onmogelijk uit te beelden !
Het is een optische illusie en een onmogelijke figuur,
wat wil zeggen dat door middel van bedrieglijke schaduw- en
perspectiefwerking een ruimtelijke figuur wordt gesuggereerd die
niet realiseerbaar is. Weliswaar is er een ruimtelijk bouwsel
mogelijk dat dezelfde figuur suggereert, maar dat is niet de
constructie die men "ziet".
Triangel: Triangulum is
Latijns voor driehoek.
Ook bestaat er een driehoekig sterrenstelsel
dat Triangulum (kortweg Tri) wordt genoemd,
Gevaar !
Bermudadriehoek: zie Wikipedia
Driehoeken: Driehoeken zijn vlakke meetkundige figuren met 3 hoeken die niet op een rechte lijn liggen.
Eigenschap: De drie hoeken van een driehoek zijn samen 180 graden.
Hoekensom: Wiskundig gezegd:
in elke driehoek is de
som van de hoeken 180°,
oftewel:
de hoekensom van een driehoek is 180° (
ÐA
+
ÐB
+
ÐC
=
180°
).
Het was Pythagoras die al bewees dat de som van de hoeken van een driehoek
steeds 180 graden is,
al denkt men dat de ontdekking gedaan werd door
een leerling van hem en uit respect aan hem werd toegeschreven.
SOORTEN DRIEHOEKEN
We onderscheiden de volgende soorten driehoeken:
Driehoeken zijn ook te onderscheiden aan hun regelmatigheid. Onregelmatige driehoeken hebben geen bijzondere eigenschappen zoals een rechte hoek of gelijke zijden. Wel zijn onregelmatige driehoeken onder te verdelen in scherphoekige- en in stomphoekige driehoeken.
Een rechthoekige driehoek
is een driehoek
met één rechte (haakse) hoek van 90º.
Doorgaans wordt deze hoek aangegeven met een 'rechthoeksteken' (winkelhaakje).
Beide andere hoeken zijn samen 90º.
Een rechthoekige driehoek bestaat uit
twee rechthoekszijden
(rhz)
die loodrecht op elkaar staan en een langste
zijde (hypotenusa)
Afhankelijk van de hoek van waaruit je kijkt, spreken wij van
een overstaande
rechthoekszijde en een aanliggende (aangrenzende) rechthoekszijde.
De langste zijde (lz) wordt ook wel de schuine
zijde genoemd.
Deze omschrijving is niet altijd juist; bij draaien van
een rechthoekige driehoek kunnen
de rechthoekszijden ook schuin geplaatst worden.
De langste zijde is altijd de zijde tegenover de haakse hoek.
In een rechthoekige driehoek is de som van de kwadraten van de omliggende
zijden van de rechte hoek gelijk aan het kwadraat van de zijden tegenover de
rechte hoek (stelling van Pythagoras).
Als in een driehoek de som van de kwadraten van twee zijden gelijk is
aan het kwadraat van de derde zijde, dan is de driehoek rechthoekig.
(omgekeerde stelling van Pythagoras)
De Stelling van Pythagoras en Goniometrie worden 'alleen' bij
rechthoekige driehoeken toegepast.
In een rechthoekige driehoek is het lijnstuk dat het hoekpunt van de rechte hoek verbindt met het midden van de tegenoverliggende zijde gelijk aan de helft van die zijde.
Bijzondere rechthoekige driehoeken:
Van een gelijkbenige rechthoekige driehoek zijn beide scherpe hoeken 45°
De zijden van een gelijkbenige rechthoekige driehoek verhouden zich als 1 : 1 :
De zijden van een rechthoekige driehoek waarvan de scherpe hoeken 30° en 60° zijn, verhouden zich als 1 : 2 : (stelling halve gelijkzijdige driehoek)
Een geodriehoek is een voorbeeld van een rechthoekige- / gelijkbenige driehoek
Een vlak meetkundig figuur met de volgende kenmerken:
-een driehoek met tenminste twee even lange zijden (twee gelijke benen)
-beide basishoeken, die aan de derde zijde (=basis) grenzen, zijn aan elkaar gelijk
(als in een driehoek twee hoeken even groot zijn, dan
zijn de tegenoverliggende zijden even lang)
-de tophoek staat midden boven de basis (let op: als de driehoek
gedraaid is hoeft de tophoek niet niet persé de bovenste hoek te wezen
-heeft één symmetrielijn die
door de tophoek loopt
Een meetkundig figuur met de volgende kenmerken:
-een driehoek met 3 even lange zijden (3 gelijke zijden)
-alle hoeken zijn 60° (3 gelijke hoeken; 180 : 3 = 60)
(als een driehoek drie even grote hoeken (van 60°) heeft, dan
is de driehoek gelijkzijdig)
-3 keer spiegelsymmetrisch
-draaisymmetrisch over 120° (360° : 3)
-vanuit ieder hoekpunt is de zwaartelijn ook de bissectrice en de hoogtelijn
Een gelijkzijdige driehoek is een voorbeeld van een regelmatige veelhoek
Elke gelijkzijdige driehoek is ook gelijkbenig
Een driehoek met drie scherpe hoeken
Een driehoek met 1 stompe hoek en 2 scherpe hoeken
BEREKENINGEN MET DRIEHOEKEN
De oppervlakte van een driehoek wordt altijd berekend met de woordformule:
Oppervlakte driehoek = basis × hoogte / 2 (of ½ x basis × hoogte)
letterformules: b x h /2 of (b * h) / 2 of 1/2 x b x h of
De hoogte en basis staan altijd loodrecht (haaks) op elkaar.
De basis b is altijd één van de zijden van de driehoek.
De hoogte is de (kortste) afstand van die zijde tot het tegenoverliggende
punt.
De hoogtelijn kan ook buiten de driehoek zijn.
De oppervlakte van de driehoeken hierboven zijn even groot,
omdat zowel de basis als de hoogte van de driehoeken gelijk zijn.
De basis hoeft niet persé de onderste zijde te zijn; de hoogtelijn hoeft niet persé verticaal te zijn..
De omtrek van een driehoek wordt berekend met de formule: zijde a + zijde b + zijde c (=de som van alle zijden)
De Stelling van Pythagoras wordt 'alleen' bij rechthoekige driehoeken toegepast.
Goniometrie berekeningen worden 'alleen' bij rechthoekige driehoeken toegepast.
Bijzondere rechten in driehoeken
Zwaartelijnen en zwaartepunt:
Een zwaartelijn verbindt een hoekpunt met het midden van de
tegenoverliggende zijde.
Een zwaartelijn verdeelt een driehoek in twee driehoeken met gelijke
oppervlakte.
De drie zwaartelijnen van een driehoek delen de
driehoek in zes driehoeken met gelijke oppervlakten.
De zwaartelijnen van een driehoek snijden elkaar in één punt.
De zwaartelijnen snijden elkaar in verhoudingen 1 : 2
Dit zogenoemde zwaartepunt wordt doorgaans aangegeven met de
letter Z.
We kunnen de driehoek laten balanceren op dit zwaartepunt.
Middelloodlijnen:
De middelloodlijn van een lijnstuk is de lijn die het lijnstuk
loodrecht middendoor snijdt.
De punten van de middelloodlijn l van lijnstuk AB liggen even ver
van A als van B, ofwel d(P,A) = d(P,B).
Het snijpunt van de middelloodlijnen van een driehoek is het
middelpunt M van de omgeschreven cirkel.
De verzameling van alle punten die dezelfde afstand hebben tot twee
gegeven punten A en B is de middelloodlijn van het lijnstuk AB.
(stelling middelloodlijn)
Omdat punt M gelijke afstanden tot hoekpunten A én B én C heeft, is dat het middelpunt M van een cirkel die door de drie hoekpunten A, B en C gaat. Deze cirkel heet de omgeschreven cirkel van driehoek ABC.
Tekenen middelloodlijn:
manier 1: Meet het midden van het lijnstuk en teken met behulp van
de nullijn op je geodriehoek daarop een loodrechte lijn. Geef
met een haakje aan dat de middelloodlijn haaks op het lijnstuk
staat!
manier 2: Zet je passer in beide punten met gelijke afstand en teken
een cirkel erdoor. De snijpunten van beide cirkels liggen op
de middelloodlijn. Teken nu de middelloodlijn
door de snijpunten van beide cirkels.
Geef met een haakje aan dat de middelloodlijn haaks op het lijnstuk
staat!
Stelling van Thales: De
door de Griekse wiskundige/filosoof Thales van Milete geformuleerde stelling
van Thales aangaande cirkels luidt:
Een driehoek ingeschreven in een cirkel, en waarvan één zijde
een middellijn van de cirkel vormt, is een rechthoekige driehoek.
Hoogtelijnen: Een hoogtelijn in
een driehoek is een lijn van een hoekpunt loodrecht op de (verlengde) zijde daar
tegenover.
Elke driehoek heeft drie hoogtelijnen (vanuit elk hoekpunt één).
Bij een stomphoekige driehoek liggen altijd 2 hoogtelijnen buiten de
driehoek. In een scherphoekige driehoek
liggen de hoogtelijnen er altijd binnen.
De hoogtelijnen van een driehoek gaan door één punt. Dat punt heet
het hoogtepunt (punt H) of ook wel het Orthocentrum
van de driehoek.
Hoogtelijnen spelen een rol in de oppervlakteberekeningen van driehoeken.
Rechte van Euler: Het zwaartepunt Z en het middelpunt M en het hoogtepunt H liggen op één lijn; de zogenoemde Rechte van Euler (Z, M en H zijn collineair).
Bissectrices: De bissectrice (deellijn) is
een lijn die een hoek middendoor deelt. Ieder punt op
de bissectrice heeft gelijke afstanden tot de bijbehorende benen van de
hoek.
Elke driehoek heeft drie bissectrices (vanuit elk hoekpunt één) en gaan door
één punt.
De verzameling van alle punten die dezelfde afstand hebben tot twee
elkaar snijdende lijnen, is het bissectricepaar (deellijnenpaar) van die
twee lijnen.
Het snijpunt van de bissectrices van een driehoek is het middelpunt
van de ingeschreven cirkel.
Dit snijpunt S heeft gelijke afstanden
(straal s) tot alle drie de zijden
van de driehoek.
Middenparallel:
Een lijnstuk dat de middens van
twee zijden van een driehoek verbindt noem je een middenparallel.
Elke middenparallel is evenwijdig aan een zijde van de driehoek en
is in lengte de helft van die zijde.
Congruente driehoeken:
Twee driehoeken zijn congruent (= gelijk) als ze gelijk
hebben:
- een zijde en twee aanliggende hoeken
- een zijde, een aanliggende hoek en de tegenoverliggende hoek
- twee zijden en de ingesloten hoek
- alle zijden
- twee zijden en de rechte hoek tegenover één van die zijden
Gelijkvormige driehoeken:
Twee driehoeken zijn gelijkvormig als ze gelijk
hebben:
- twee hoeken
- een hoek en de verhouding van de omliggende zijden
- de verhouding van de zijden
- een rechte hoek en de verhouding van twee niet-omliggende zijden
Lijnen door één punt:
De middelloodlijnen van de (zijden van) een driehoek snijden
elkaar in één punt.
De bissectrices (deellijnen) van (de hoeken van) een driehoek
snijden elkaar in één punt.
Een hoogtelijn van een driehoek is de lijn door een hoekpunt
van de driehoek die de lijn door de tegenoverliggende zijde
loodrecht snijdt. De hoogtelijnen van een driehoek
snijden elkaar in één punt.
Spelling: middelloodlijn, middenparallel, bissectrice,
Eigenschappen driehoeken
een driehoek waarvan twee hoeken aan elkaar gelijk zijn ? gelijkbenige driehoek
een driehoek waarvan alle hoeken 60 ° zijn ? gelijkzijdige driehoek
een driehoek met drie symmetrie-assen
? gelijkzijdige driehoekeen driehoek met één symmetrie-as
? gelijkbenige driehoekeen driehoek met een haakse hoek ? rechthoekige driehoek
draaisymmetrische driehoek
? gelijkzijdige driehoekhoekensom driehoek
? 180°Oppervlakte driehoeken
1) |
|
2) |
|
3) |
|
4) |
|
5) |